fbpx
/>

Als fiscaal inwoner van België wordt u belast op uw wereldwijde inkomsten, inclusief inkomsten uit onroerende goederen uit het buitenland. Wanneer er echter een dubbelbelastingverdrag bestaat tussen België en het land waar het onroerend goed is gelegen, zijn deze buitenlandse inkomsten vrijgesteld in België. Deze worden wel in rekening genomen om de tarieven te bepalen die van toepassing zijn op uw andere belastbare inkomsten. Dit is het zogenaamde “progressiviteitsreserve“-mechanisme.

Indien u een tweede verblijfplaats in het buitenland bezit, wordt deze woning belast op basis van de werkelijke huurwaarde wanneer deze woning niet wordt verhuurd en de werkelijke huurprijs waneer de woning wel wordt verhuurd. Daarentegen, indien u in België een tweede verblijfplaats heeft – verhuurd aan een particulier of niet verhuurd- zal het onroerende inkomen van dit goed worden berekend op basis van het kadastraal inkomen, waarvan het bedrag doorgaans veel lager is dan de reële huurwaarde of de effectieve huur. Het kadastraal inkomen is immers vastgesteld in 1975 en geeft niet langer de huidige huurwaarde van een onroerend goed weer, ongeacht de toegepaste indexering.

In het licht van het bovenstaande heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie België in 2018 veroordeeld. Het Hof was van oordeel dat dit verschil in behandeling Belgische ingezetenen ervan kan weerhouden in het buitenland te investeren, waardoor het vrije verkeer van kapitaal wordt belemmerd.

Door dit vonnis niet na te komen, werd België onlangs veroordeeld tot een boete van twee miljoen euro en een dwangsom van zevenduizend vijfhonderd euro per dag. Minister van Financiën Vincent Van Peteghem heeft zich ertoe verbonden aan de situatie tegemoet te komen. Er zijn verschillende oplossingen aangedragen, waaronder de volgende:

– de Belgische tweede verblijven belasten zoals de tweede verblijven in het buitenland, d.w.z. op basis van de werkelijke huurwaarde wanneer het goed niet wordt verhuurd en op basis van de werkelijke inkomsten in geval van verhuur.

– inkomsten uit in het buitenland gelegen onroerende goederen eenvoudigweg en volledig vrijstellen.

Tenslotte lijkt de door de regering gekozen oplossing de volgende te zijn : de Belgische fiscus zal een soort “Belgisch kadastraal inkomen” moeten toerekenen aan elk buitenlands onroerend goed berekend vanaf 1975. Deze waardering zou worden vastgesteld op basis van verschillende criteria, zoals de verkoopwaarde of de prijs en de datum van aankoop.

Deze oplossing is weliswaar omslachtig, maar lijkt een compromis tussen de twee bovengenoemde opties en maakt het dus mogelijk de belastingheffing op Belgische tweede verblijven, zoals die in het buitenland, te vermijden, d.w.z. op basis van de werkelijke huurwaarde wanneer het goed niet wordt verhuurd en op basis van de werkelijke inkomsten in geval van verhuur.

Update 16/02/2021 : Onlangs werd een wetsvoorstel ingediend waarin de regering een nieuwe methode voorstelt voor het bepalen van het kadastraal inkomen voor een onroerend goed dat in het buitenland wordt aangehouden. Deze zou als volgt worden berekend: (actuele normale verkoopwaarde/ correctiefactor (die 15,036 bedraagt voor het jaar 2020)) x 5,3%. De uitdaging zal er dus vooral in bestaan de marktwaarde van het onroerend goed te bepalen. Dit zal meer problemen opleveren voor oudere goederen, waarvoor de historische aankoopprijs, een deskundigenrapport of zelfs een aangifte van nalatenschap de vergelijkingspunten zouden kunnen zijn.

Om het kadastraal inkomen te bepalen, moeten de betrokken belastingplichtigen de belastingautoriteiten vóór 1 januari 2022 alle informatie verstrekken die nodig is om het inkomen vast te stellen. Op die manier wil de fiscale administratie in het buitenland gelegen onroerende goederen op dezelfde manier belasten als Belgische onroerende goederen. Bovendien zouden buitenlandse lokale belastingen niet langer aftrekbaar zijn.

 

Chloé Masse – Jurist fiscalist bij Pareto