fbpx
/>

Verruiming spaarcapaciteit bij pensioensparen

Het is algemeen bekend dat de federale overheid het pensioensparen ondersteunt door de toekenning van een fiscaal voordeel. Hierdoor heeft iedere pensioenspaarder de mogelijkheid om zijn gestorte premies aan te geven in de personenbelasting teneinde een belastingvermindering te genieten.

Elke belastingplichtige kan dergelijk contract pensioensparen afsluiten vanaf 18 jaar en ten laatste in het jaar waarin men 64 jaar wordt. Deze vorm van fiscaal sparen is mogelijk via een bankinstelling, onder de vorm van een pensioenfonds, of via een verzekeringsmaatschappij, onder de vorm van een levensverzekering.

De te storten premies zijn mits een wettelijke begrenzing vrij te bepalen door de belastingplichtige. Sinds 2018 hebt u twee mogelijkheden: ofwel stort u in 2019 maximaal € 980 (“gewoon pensioensparen”) waarop een belastingvoordeel van 30% toepasselijk is, ofwel stort u maximaal € 1.260 (“pensioensparen XL”) waarop een belastingvermindering van 25% kan worden genoten. In het eerste geval recupereert u via de belastingaangifte bijgevolg maximum € 294 tegenover maximum € 315 voor het “pensioensparen XL”.

Rekening houdende met de persoonlijke situatie van de belastingplichtige en de toegepaste eindbelasting zal men de gestorte premies moeten bepalen. In geval u meer dan € 980 wilt sparen, zal u dat elk jaar aan uw bank of verzekeraar moeten laten weten. Doet u dit niet en stort u meer dan € 980, dan gaat men ervan uit dat het een vergissing betreft en zal het exces worden teruggestort.

Verkiest u effectief de hogere storting? Dan is het aan te raden om het volledige bedrag van € 1.260 te storten om het lagere belastingvoordeel te laten renderen. Indien u immers minder dan € 1.176 volstort, geniet u van een lager belastingvoordeel dan € 294, hetgeen het maximumbedrag is dat het “gewoon pensioensparen” biedt.

Aan elk fiscaal voordeel bestaat evenwel ook een keerzijde. Zo zal het opgebouwde kapitaal onderworpen worden aan een eindbelasting: op 60-jarige leeftijd of op de tiende verjaardag van het contract zal een taxatie van 8% op het spaarbedrag doorgevoerd worden. Na deze bevrijdende heffing zijn geen belastingen meer verschuldigd en kan men erg voordelig verder sparen.
POZ (pensioenovereenkomst voor zelfstandigen zonder vennootschap)

De Pensioenovereenkomst voor Zelfstandigen is een vorm van aanvullend pensioensparen dat recent in het leven geroepen is voor zelfstandigen die niet actief zijn via een vennootschap. Hieronder worden zowel zelfstandigen in hoofdberoep als in bijberoep (mits drie jaar actief en voldoende sociale bijdragen betalen) begrepen alsook meewerkende echtgenoten/partners onder het maxi-statuut en zelfstandige helpers.

Via deze weg tracht de wetgever een alternatief te bieden voor de individuele pensioentoezegging, die enkel toegankelijk is voor bedrijfsleiders. Sinds 30 juni 2018 is het bijgevolg mogelijk om, naast het VAPZ, ook een POZ af te sluiten bij een pensioeninstelling. Deze combinatie VAPZ en POZ is zelfs aangeraden om alle fiscale voordelen maximaal te benutten.

Waarom een POZ? Zelfstandigen die reeds een maximale VAPZ-premie storten en nog over de financiële ruimte beschikken, kunnen genieten van een grotere spaarcapaciteit via een POZ. Net zoals bij de VAPZ blijft het spaarbedrag wettelijk begrensd volgens de zogenaamde 80%-grens: de belastingvermindering wordt enkel toegekend als de totale pensioenopbouw (dus inclusief de VAPZ) lager blijft dan 80% van een bepaald referentie-inkomen.

Op de premies die u stort in de POZ wordt 4,4% taks ingehouden waarna de zelfstandige in de personenbelasting een fiscaal voordeel van 30% kan genieten. Bij de pensionering of bij overlijden wordt een Riziv- (3,55%) en solidariteitsbijdrage (tussen 0% en 2%) afgehouden. Een belasting van 10% is van toepassing in de personenbelasting op het resterende bedrag.
VAPW

Een derde nieuwigheid betreft het Vrij Aanvullend Pensioen voor Werknemers, zijnde een spaarformule gecreëerd voor werknemers die geen of slechts een laag aanvullend pensioen opbouwen via een groepsverzekering. Deze vorm van pensioensparen wordt gefinancierd door inhoudingen op het nettoloon.

Vanaf 27 maart 2019 kan een werknemer geheel op eigen initiatief een VAPW-contract onderschrijven bij een verzekeraar of pensioenfonds. Hij bepaalt hierbij zelf de beleggingswijze, de gestorte premies en de frequentie van de stortingen. Vervolgens brengt hij zijn werkgever op de hoogte van deze pensioenovereenkomst waarna deze laatste zal instaan voor de stortingen.

De pensioenbijdrage bedraagt in elk geval minstens € 1.600 per jaar en maximum 3% van het bruto jaarloon van het tweede jaar voorafgaand aan het jaar van de storting. De bijdrage wordt verminderd met de opgebouwde pensioenrechten in een groepsverzekering tijdens datzelfde jaar. Indien de werkgever bijgevolg reeds voorziet in stortingen in een groepsverzekering, is het mogelijk dat eigen stortingen in een VAPW niet meer mogelijk zijn.

Vanaf aanslagjaar 2020 kan elke werknemer via een VAPW een fiscaal voordeel in de personenbelasting van 30% genieten. Let wel, op elke bijdrage wordt 4,4% taks geïnd en doorgestort door de pensioeninstelling. Daarenboven zal het kapitaal bij uitkering (ten vroegste vanaf de wettelijke pensioenleeftijd of n.a.v. het overlijden) worden onderworpen aan een Riziv- (3,55%) en solidariteitsbijdrage (tussen 0% en 2%) en ten slotte aan een eindtaxatie van 10%.

Het succes van de VAPW dient nog te worden afgewacht. We merken immers op dat het langetermijn- en pensioensparen voordeliger is door de afwezigheid (of max. 2%) van een premietaks en riziv- en solidariteitsbijdrage.

Eline Jooken – Economiste en Fiscaliste & Charlotte Lauwers – Juriste bij PARETO